Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet bodembescherming

 

Artikel 55b
1
De eigenaar of indien op het bedrijfsterrein een recht van erfpacht rust, de erfpachter van een bedrijfsterrein waar een geval van ernstige verontreiniging is ontstaan, is verplicht de bodem te saneren indien in een beschikking als bedoeld in artikel 37, eerste lid, is vastgesteld dat spoedige sanering noodzakelijk is. Met de sanering wordt begonnen uiterlijk voor het tijdstip dat is bepaald in de beschikking. De bedoelde eigenaar of erfpachter is verplicht tijdelijke beveiligingsmaatregelen als bedoeld in artikel 37, derde lid, of maatregelen als bedoeld in artikel 37, vierde lid, te nemen en van de uitvoering van die maatregelen verslag te doen, voor zover dat is aangegeven in de beschikking, bedoeld in artikel 37, eerste lid.
2
Artikel 43, derde lid, is niet van toepassing voor zover het de mogelijkheid van gedeputeerde staten betreft om de eigenaar of de erfpachter van een bedrijfsterrein als bedoeld in het eerste lid, te bevelen de bodem te saneren, tijdelijke beveiligingsmaatregelen te nemen dan wel de maatregelen te nemen die zijn aangegeven overeenkomstig artikel 37, vierde lid.
3
Indien de eigendom of de erfpacht wordt overgedragen, blijft de verplichting om te saneren mede rusten op de eigenaar of de erfpachter die zijn eigendom respectievelijk zijn recht van erfpacht heeft overgedragen tot het tijdstip waarop de opvolgende eigenaar of de opvolgende erfpachter financiƫle zekerheid voor de saneringskosten heeft gesteld, en daarmee door gedeputeerde staten is ingestemd. Artikel 39f, tweede lid, is van toepassing.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •